DOUBLE CLICK TO EDIT TITLE

George Gordon
Lord Byron
(1788-1824)
Zijn leven
DOUBLE CLICK TO EDIT TITLE
George Gordon Byron werd geboren op 22 januari 1788 in Londen als zoon van Captain John Byron en Catherine Gordon of Gight, een jonge Schotse van adel met een klein fortuintje. Met het voetje van baby Byron is iets mis. Enkel en voet zijn misvormd en Byron zal zijn hele leven lopen met een hupje. Als kind was hij al overgevoelig voor opmerkingen over zijn mankheid en het gebrek beïnvloedde zijn mede door een calvinistische opvoeding toch al naar pessimisme neigende aard.
Losbol John, bijgenaamd ‘Mad Jack’, verkwistte zijn vrouws vermogen in korte tijd. Hij liet Catherine en kind al snel aan hun lot over en vertrok naar het Noord-Franse Valenciennes, waar hij in 1791 overleed.
De zesde Lord Baron Byron
Moeder Catherine vertrok in 1789 met George naar het Schotse Aberdeen en hoewel zij leefden in armoede prentte zij hem de trots op zijn adellijke afkomst in.
Na de dood van zijn oudoom de vijfde Lord Byron, bijgenaamd ‘The Wicked Lord Byron’, volgde de tienjarige George hem op als de zesde Lord Baron Byron of Rochdale. Moeder en zoon betrokken aanvankelijk Newstead Abbey in Nottinghamshire, het vervallen, voorvaderlijke landhuis dat van oorsprong een middeleeuwse abdij was.
In 1803 verhuisden ze naar het lieflijke, nabijgelegen stadje Southwell. Byron was inmiddels in 1801 als kostschoolleerling aangenomen op Harrow School bij Londen. Hij ontmoette hier de jongere Earl of Clare, voor wie hij levenslang een diepe genegenheid koesterde.
De vakanties bracht hij door in Southwell. Uit liefde voor Mary Chaworth, een verre nicht die hem inspireerde tot enkele gedichten, weigerde hij in 1803 terug naar Harrow te gaan. In Southwell ook raakte hij bevriend met de vijf jaar oudere Elizabeth Pigot, die hem hielp met het persklaar maken van zijn eerste in eigen beheer uitgegeven dichtbundels.
Vrienden voor het leven
Van 1805 tot 1807 studeerde hij in Cambridge aan Trinity College. Vooral in het eerste jaar gaf hij zich over aan gokken, drank en seks en maakte schulden. Hij schermde, nam bokslessen en baarde opzien door een tamme beer te houden.
Het waren de jaren waarin hij vrienden voor het leven maakte: John Cam Hobhouse, Francis Hodgson, Charles Skinner Matthews, Scrope Berdmore Davies en Douglas Kinnaird, later zijn bankier en bezorger van zijn literaire nalatenschap. Hij maakte in 1805 ook kennis met een jonge koorknaap, John Edleston. Zij brachten veel tijd samen door. Een gepassioneerde vriendschap, die hem inspireerde tot zijn Thyrza-gedichten. Of zij een seksuele verhouding hadden, daarover verschillen de meningen. In 1808 ontving hij zijn MA-graad. Een jaar daarvoor was zijn verzenbundel Hours of Idleness verschenen, die een vernietigende kritiek kreeg in de Edinburgh Review. Zijn woede daarover inspireerde hem tot de satire English Bards and Scotch Reviewers.
Grand Tour
Van 1808 tot 1809 woonde Byron afwisselend in Newstead en in Londen. Hij maakte met Hobhouse plannen voor een Grand Tour. Het geld voor de reis leende hij van Davies, een bedrag van bijna 5.000 pond dat hij in 1814 terugbetaalde. De twee vrienden vertrokken in 1809 en reisden via Portugal, Spanje en Malta naar Albanië, Griekenland en Turkije. Byron leverde een sportieve prestatie van formaat door de Hellespont over te zwemmen. Na het vertrek van Hobhouse naar Engeland ging hij terug naar Athene. De indrukken die hij opdeed tijdens zijn tochten verwerkte hij in zijn gedichten. Tijdens de reis al schreef hij aan Childe Harold’s Pilgrimage I en II, een epos in canto’s of zangen.
In juli 1811 was hij terug in Engeland en vernam dat Edleston en Matthews, twee van zijn dierbaarste vrienden, waren overleden. De volgende dode was in augustus zijn moeder. De kennismaking met de schrijvers Samuel Rogers en Thomas Moore was een lichtpuntje in deze sombere tijd.
Zijn doorbraak als dichter
Het daaropvolgende jaar maakte Byron kennis met de mensen in de kring rond de invloedrijke Lord Holland, een Whig-politicus, en hield Byron zijn maiden speech in the House of Lords. In maart 1812 verschenen de eerste twee delen van Childe Harold’s Pilgrimage bij uitgever John Murray. Het verhaal van de eenzame, sombere balling die de grootsheid van de natuur ondergaat, paste naadloos in de tijdgeest.
Het boek had onmiddellijk succes. ‘I awoke one morning to find myself famous’ merkte Byron daarover op. Een van de mensen op wie het verhalende gedicht een verpletterende indruk maakte was Lady Caroline Lamb. Zij hoorde dat hij een gebrek had en nagels beet, maar verkondigde ‘If he was as ugly as Aesop I must know him’ en muntte na hun kennismaking de uitspraak ‘mad, bad and dangerous to know’. Na een hartstochtelijke verhouding van een paar maanden beëindigde Byron zijn relatie met Lamb. Hij was nog lang niet van haar af.
In snel tempo verschenen in 1813 en 1814 de oriëntaalse gedichten The Giaour, The Bride of Abydos, The Corsair en Lara en kenden een overweldigend succes, ook op het Europese continent. Tienduizend exemplaren van The Corsair verkocht uitgever Murray op de dag van publicatie.
Augusta en Ada
Uit het eerste huwelijk van Byrons vader was in 1784 een dochter, Augusta, geboren. Haar moeder overleed een jaar na haar geboorte, waarna zij verder werd opgevoed door haar grootmoeder. Hierdoor kende Byron haar nauwelijks, maar in 1813 veranderde dat en gingen zij zeer intens met elkaar om. Hoe intens die omgang precies was, is nog steeds onderwerp van discussie.
In september van 1814 deed Byron Annabella Milbanke een (tweede) huwelijksaanzoek. De jonge vrouw was de toekomstige erfgename van een groot fortuin. Zij trouwden 2 januari 1815. In december werd dochtertje Augusta Ada geboren. De moeder verliet januari 1816 de beroemde dichter en nam Ada mee. Een scheiding volgde in april.
Sodomie, een incestueuze verhouding met zijn halfzus, homoseksuele affaires, Londen gonsde van de geruchten, mede verspreid door Caro Lamb. De eens gevierde dichter werd nu gemeden en verstoten door zijn landgenoten en koos voor vrijwillige ballingschap, ook omdat hij op de hielen gezeten werd door schuldeisers.
De zomer van 1816
Met zijn lijfarts Polidori en twee bedienden vertrok hij naar het vasteland van Europa en reisde via Gent, Antwerpen en Brussel naar het Meer van Genéve en huurde daar een villa, vlak bij de woning van de dichter Shelley, zijn vriendin Mary Godwin (die later met Shelley zou trouwen) en haar stiefzus Claire Clairmont, met wie Byron voor zijn vertrek een kortstondige relatie had gehad.
Claire was toen al zwanger van Byrons kind en op 12 januari 1817 beviel zij van een meisje dat de naam Allegra zou krijgen.
In het najaar reisde hij naar Italië en eenmaal in Venetië in 1817 leidde hij een zeer actief seksueel leven. Artistiek was het een vruchtbare periode. Byron werkte aan het voltooien van Childe Harold, Manfred wordt gepubliceerd, gevolgd door Lament of Tasso en Beppo. Het laatste een Venetiaans verhaal in ottava rima, een versvorm ontleend aan klassieke Italiaanse dichters. De briljante satire Don Juan waaraan hij in 1818 de eerste hand legde, dichtte hij eveneens in ottava rima.
Tegenslagen
Na verblijven in midden-Italië, Florence en Rome ontmoette hij terug in Venetië de jonge en getrouwde Teresa Guiccioli. In 1819 werden zij geliefden. Via Teresa’s familie raakte hij betrokken bij de politieke ontwikkelingen in Italië. Hij vertrok in haar voetspoor naar Ravenna en bleef daar tot de herfst van 1821. Daarna verhuisde hij naar Pisa in de nabijheid van de Shelley’s en Teresa. De dood van zijn dochtertje Allegra in april 1822 werd gevolgd door de verdrinkingsdood van Shelley in juli nadat diens boot was omgeslagen. Verzekerd van een royaal inkomen na de dood Lady Noel, de moeder van Annabella, was zijn financiële situatie rooskleurig. Byron voegde Noel aan zijn naam toe: George Gordon Noel Byron.
Dood in Missolonghi
In 1823 in juli voegde hij zich bij de Grieken in hun onafhankelijkheidsstrijd tegen de Turken. Na een verblijf van een half jaar op het eiland Kefalonia zette hij op 1824 voet op het Griekse vasteland, vertrok naar de stad Missolonghi en schreef zijn laatste gedichten. Daar overleed hij 19 april 1824 aan mysterieuze koortsen. Dat hij 43 procent van zijn bloed verloor door de medische praktijken van die dagen, zal zijn dood hebben verhaast. Zijn lichaam werd overgebracht naar Engeland en begraven in het kerkje van het dorpje Hucknall bij Newstead Abbey.
Illustraties
Header (v.l.n.r.):
- Lord Byron, maker onbekend (publiek domein, via Wikimedia Commons);
- Lord Byron, ingekleurde tekening (1873), maker onbekend (publiek domein, via Wikimedia Commons);
- Lord Byron in Elizabethaans kostuum (1813), Richard Westall (publiek domein, via Wikimedia Commons);
- Lord Byron in Albanees kostuum (1835), Thomas Phillips (publiek domein, via Wikimedia Commons).